Lees over de rise and fall van het begrip familiebedrijf
Op deze website hebben we de mond vol over het begrip ‘familiebedrijf. Letterlijk. We maken er bladen over, we maken er boeken over en we publiceren artikelen over familiebedrijven op social media. Mensen vinden het leuk om iets over familiebedrijven te lezen. Deze bedrijfsvorm staat er goed op. Maar is dat altijd zo geweest?
Achterhaald
Eind 19 eeuw was ieder bedrijf een familiebedrijf. Er waren weinig alternatieven. De term familiebedrijf had toen feitelijk geen betekenis. Niet veel later kwam daar verandering in door de opkomst van managergeleide ondernemingen. De technologische innovaties van de Tweede Industriële Revolutie veroorzaakte grote veranderingen in de productie- en distributieprocessen van de kapitaalintensieve industrie. Dit leidde ook tot een organisatorische revolutie in deze bedrijven. Eigendom en bestuur, voorheen verenigd in de familie van het familiebedrijf, werden gescheiden. De steeds complexere productie- en distributieprocessen vereisten meer en meer expertise en kapitaal. Familieleden werden vervangen door professionele managers, opgeleid om deze nieuwe processen te leiden. Familiekapitaal maakte vaker plaats voor extern kapitaal om noodzakelijke investeringen mogelijk te maken. De managergeleide onderneming werd het alternatief voor het familiebedrijf. Het idee dat het familiebedrijf niet in staat zou zijn om van de innovaties van de Tweede Industriële Revolutie te kunnen profiteren door een gebrek aan expertise en kapitaal, kon ook gebruikt worden om het familiebedrijf te bekritiseren. De opkomst van de managergeleide onderneming leidde tot een visie op het familiebedrijf als een onderontwikkelde, eerste fase in het leven van een bedrijf op weg naar het summum van de managergeleide onderneming. Het familiebedrijf werd weggezet als een achterhaald type bedrijf, een overblijfsel uit vervlogen tijden. In Nederland was dit beeld van het familiebedrijf sterk aanwezig in de jaren 1950 en 1960.
Modern
De geprivilegieerde positie van families die een bedrijf en vermogen kregen door middel van overerving paste niet goed bij nieuwe ideeën over een meer egalitaire samenleving. De voorkeur om familieleden aan te nemen druiste in tegen de wens voor een democratische samenleving. Daarnaast werd gedacht dat familiebedrijven economisch herstel en vooral groei frustreerden door investeringen in innovatie te beperken tot de omvang van hun beschikbare familiekapitaal. Om controle over het familiebedrijf te behouden zouden zij te terughoudend zijn om extern kapitaal aan te trekken. Dat het familiebedrijf gedurende de twintigste eeuw toch bleef bestaan in ontwikkelde economieën zorgde er echter voor dat deze kritische blik op het familiebedrijf begon te verschuiven. Het bestaan van succesvolle grote familiebedrijven die konden blijven innoveren stond op gespannen voet met het idee dat deze bedrijven slechts een beginstadium waren in de evolutie van een bedrijf naar de managergeleide onderneming. Door tegenvallende economische resultaten van managergeleide ondernemingen ontstonden er steeds positiever connotaties van de term ‘familiebedrijf’. De opkomst van de Familiebedrijfskunde vanaf de jaren 1980 droeg daar verder aan bij. Opnieuw werd het ‘familiebedrijf ’ afgezet tegen zijn niet-familiale tegenhangers, maar nu kwam het beter uit de bus. Het stak positief af tegen de anonieme multinationals en de aandeelhoudersbedrijven, die maar mondjesmaat verbinding zochten met lokale gemeenschappen en bevangen waren door het kortetermijndenken van de aandeelhouders op zoek naar snelle winst.
Bron: Ewout J. Hasken: Changing perceptions of family business in the Netherlands (1945-2019)